Werkloosheidswet/Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
Ook voor de Werkloosheidswet (WW) en de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) acht de regering overgangsrecht wenselijk. De WHEK voorzag niet in overgangsrecht voor aanspraken op grond van deze wetten, omdat de bilaterale verdragen inzake sociale zekerheid, anders dan Verordening (EG) nr. 883/2004, niet verplichten tot export van werkloosheidsuitkeringen.
Op grond van artikel 65, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 883/2004 geldt als hoofdregel dat een persoon die volledig werkloos is geworden en in een andere lidstaat werkte dan zijn of haar woonland recht op uitkering heeft in het woonland. Deze zogenaamde woonlanduitkeringen die Nederland betaalt worden niet aangetast door de Brexit. Hiervoor is derhalve geen overgangsrecht nodig.
Een gedeeltelijk of door onvoorziene omstandigheden werkloos geraakte persoon die in een andere lidstaat woonde dan het werkland heeft op grond van artikel 65, eerste lid, van Verordening (EG) Nr. 883/2004 recht op uitkering in het werkland. Voor deze laatste persoon is overgangsrecht nodig. Op grond van artikel 19, eerste lid, onderdeel e, van de Werkloosheidswet mag de uitkering namelijk niet worden geëxporteerd.
De regering acht het niet noodzakelijk om overgangsrecht te treffen met betrekking tot de regels die het mogelijk maken om met behoud van een Nederlandse werkloosheidsuitkering gedurende 3 maanden werk te zoeken in het Verenigd Koninkrijk (artikel 64 van Verordening (EG) nr. 883/2004). In een no-deal brexit scenario is er geen vrij werknemersverkeer, waardoor de ratio achter deze vorm van export wegvalt. Dit betekent dat deze uitkeringen zullen worden beëindigd op het moment van de Brexit.